Super Speurtocht in Corona-tijd

Super Speurtocht

Hebben jullie alle beren en paaseieren al gevonden? Hier is een leuke speurtocht voor kinderen om samen met een ouder of verzorger het speuren nog een stapje interessanter te maken!

Ga in je buurt op zoek naar beren en paaseieren achter de ramen van huizen. Zoek dan uit welk huisnummer het huis heeft. Kijk op welk getal het huisnummer eindigt.. Welke opdracht hoort er bij dat getal?! (zie hieronder)

Alle opdrachten zijn voorbeelden, je kan zelf alles aanpassen aan het niveau, de interesses en de behoeften van de kinderen. Per huisnummer laat je de kinderen 1 opdracht doen (bijvoorbeeld bij huisnummer 11: 20 keer hinkelen, niet gelijk alle sportopdrachten laten doen.

Veel plezier en denk aan de veiligheid, goed afstand houden van anderen! 😊

Benodigdheden: een balletje en krijt (zie 1 en 8)

-1 = Sporten: (10 of 20 keer) hinkelen / springen / jumping jacks (spreid-sluit met je benen en je armen naar de zijkanten) / rennen op de plaats / hakken tegen je billen / knieën hoog / 3 rondjes draaien / ren tot en met […] en ren weer terug / rek- en strek oefeningen / als je een klein balletje meeneemt omhoog gooien en opvangen / overgooien met een balletje.

-2 = Zingen: zing een liedje over een dier / kindje / lente / verjaardag / het weer / auto / bus / trein / zing een liedje waar een land / stad / kleur / getal in wordt genoemd.

-3 = Rekenen: maak een som met plus 4+5=9 /min 12-4=8 / keer 3×5=15 of gedeeld door 10:2=5 / hoeveel is “dit huisnummer + 12”?/ tel de ramen / hoeveel is “het aantal ramen x 3”? / hoeveel rode bloemen staan er in deze tuin? / hoeveel is “het aantal gele bloemen in deze tuin – 4”?

-4 = Zoek opdracht: Ter plekke iets verzinnen wat het kind kan vinden in de buurt van dit huis. Bijvoorbeeld: Zoek een (witte) auto / zoek een (rode) bloem / voordat we verder gaan moet je een vogel zien of horen.

-5 = Dingen opsommen: Noem (bijvoorbeeld 3 of zoveel mogelijk) : soorten fruit / kleuren / boeken / vormen / dingen die je kan drinken / groenten / oranje dingen die je kan eten / bloemen / dieren (die kunnen zwemmen / vliegen / groter zijn dan een koe / kleiner zijn dan een konijn) / sporten waar een bal voor nodig is / provincies van Nederland.

-6 = Doe een dansje: zelf laten bedenken wat voor dansje / hoofd, schouders, knie en teen / vogeltjesdans / tsjoe tsjoe wa / pasapas / de pinguïndans / swish swish / doe een gek dansje / alternatief: gekke bekken trekken.

-7 = Kennisvragen: Welke kleur krijg je als je […rood en geel] mengt? = oranje (rood en blauw = paars / blauw en geel = groen / rood en groen = bruin) / welke dag komt er na […vrijdag] / welke maand komt er voor […april] / wat is de hoofdstad van […Zeeland] / wat is het Engelse woord voor […fiets] / hoeveel poten heeft een […spin] ?/ wat moet je altijd doen voordat je een weg oversteekt?

-8 = Tekenopdracht: Neem krijt mee of een klein notitieboekje en een pen/potlood/stift of zoek een krijtsteentje. Teken een […vorm; hartje] / huis / dier / bloem / voertuig / boom / gezicht / mens / appel / of teken iets en de ander moet raden wat je tekent.

-9 = Schooltje spelen: Bepaalde opdrachten waar het kind aan toe is: tel tot 10 / tel van 10 tot 20 / tel met tientallen naar 100 (10, 20, 30, …100) / tel terug van 10 / tel terug van 100 met tientallen / zing of zeg het ABC / zeg of zing de dagen van de week / de maanden / schrijf de letter/het woord […] in de lucht/op de stoep.

-0 = Uitbeelden: Beeld iets uit, zonder woorden/geluiden te gebruiken, de ander moet raden wat je uitbeeldt. Je kan een categorie geven zoals een dier / een beroep / een sport / alternatief voor jonge kinderen: doe een […hond] na (met geluid).