Het pest-hulpteam

Hoe je pestgedrag kan omdraaien tot hulpgedrag

Op een zonnige dag waren we op pad met de kinderen van 4 en 5 jaar van een BSO. Een aantal kinderen liepen al een stuk verder dan ik, maar ik zag dat ze met z’n vieren om een jongen “X” heen gingen staan. Twee van hen duwden X een beetje tegen de muur aan, het zag er bedreigend uit voor hem.

Op een rustig moment erover praten

Ik heb X later gevraagd of hij erover wilde praten, toen zei hij voorzichtig “nee”. Omdat ik altijd heel goed naar kinderen luister ging ik toch doorvragen 😉 maar dan met gesloten vragen, zodat hij niet veel hoefde te zeggen. (dit kan trouwens gevaarlijk zijn, omdat kinderen makkelijk ja zeggen als je suggestieve vragen stelt, maar ik kende de situatie al een beetje.)
Werd je gepest?” Vroeg ik. “Ja” zei X. “Gebeurt dat vaker?” vroeg ik. “Ja” zei X. Toen zei ik tegen hem dat ik het echt niet leuk voor hem vond dat ze met z’n allen op hem gingen. “Nee” zei X. “Wat moeten we daar nou aan doen?” vroeg ik. “Ik weet het niet” zei X.

Pesters omtoveren tot pest-bestrijders

A (één van de duwers) bleef duidelijk bij ons in de buurt, omdat ze wel graag wilde horen wat ik allemaal met X besprak. Ik sprak haar toen aan met “A, mag ik jouw iets vragen? Jij bent heel slim toch?” “ja, ik ben heel slim” zei ze. Toen ging ik bij haar zitten en zei haar dat X wel eens gepest wordt en dat zij wel iemand is waar iedereen naar luistert, of zij misschien kon helpen als het weer gebeurde. En dat wilde ze wel. Toen vroeg ik wat ze dan zou zeggen. Daar had ze ook al een antwoord op. “Als ze iets zeggen wat niet leuk is, dan zou ik zeggen van ‘zou jij het leuk vinden als iemand dat tegen jou zegt?’ en dan stoppen ze wel.” Ik zei dat ik het super vond dat ze dat zo zou doen. En toen heb ik het aan X vertelt. Toen heb ik ook nog B aangesproken met hetzelfde verhaal als bij A. Hij wilde het ook wel. Ik heb A en B nog trots gezegd dat ze nu in het pest-hulpteam zitten van X en dat ik daar heel blij mee ben en ook dat als het goed gaat of juist niet dat ze dan even overleggen met mij.

Tips & trics

De truc is hier om geen enkel kind te beschuldigen maar hen in te zetten met hun kwaliteiten en hen verantwoordelijkheid te geven. Ze hebben nu een doel waar ze zich goed over kunnen voelen! 🙂 Beschuldig je ze en straf je ze over het feit dat ze pesten, dan is de kans groot dat ze X weer zullen pesten met een extra reden (“jij hebt geklikt!”). Daarnaast kunnen ze nog stiekemer gaan pesten.

Een belangrijke tip is dat je iedereen over dit ‘pest-hulpteam’ inlicht, zoals juffen, ouders, bso-leidsters en andere betrokkenen, liefst nog voordat je het gaat toepassen.

Het ging goed, er werd niet meer gepest. Wat er wel was gebeurt was dat A dacht dat ze X in de gaten moest houden, zodat hij niemand zou pesten. Oeps..! Belangrijk is dus om geregeld na te vragen aan alle betrokkenen hoe het gaat en door te vragen. Ook je waardering uit spreken over al het goeds dat de kinderen samen hebben bereikt zorgt ervoor dat ze ermee doorgaan.

Hoe kun je uitscheldende kinderen op hun plek zetten?

Zo mooi als een prinses

Soms ben je het wel eens beu om je kind elke keer weer een waarschuwing te geven. En soms is het misschien ook niet zo handig. Zo vind ik het persoonlijk bijvoorbeeld niet zo gepast om te zeggen: “als je nog één keer zo iets lelijks zegt tegen haar ga je op het krukje zitten.” Het meisje is in dit geval namelijk al gekwetst door het uitscheldende kind. Je geeft degene die uitschelt de kans om dit nog een keer te doen, voordat de straf volgt. Daarnaast worden de gevoelens van het meisje, dat zich gekwetst en misschien zelfs onzeker voelt door deze opmerking(en), bij deze straf helemaal vergeten.

De methode

Een enorm fijne methode om kinderen in te laten zien wat ze met iemand doen is hen te vertellen dat ze iemanakt en dat ze, om het goed te maken, iets liefs mogen zeggen tegen het betreffende kind in de vorm van een complimentje. Vaak weten kinderen eerst niet wat je bedoelt. Maar als ze het snappen komen de mooiste dingen naar boven en worden de gekwetste kinderen weer vrolijk gemaakt.

De aanpak

Om uit te leggen wat een complimentje is zei ik tegen een jongen (5): “je mag nu iets aardigs over haar zeggen, want je hebt haar verdrietig gemaakt met wat je net zei. Je kan bijvoorbeeld zeggen dat ze een mooie jurk aan heeft, of dat je haar aardig of lief vind, bedenk zelf maar iets.” Hij dacht een poos na en zei toen tegen haar: “je bent zo mooi als een prinses.” Het meisje begon te blozen en te stralen, ik probeerde niet te smelten en zei: “Dat is echt super lief van je om dat te zeggen” en tegen haar: “is het nu weer goed?” En het meisje zei: “ja” met een glimlach van oor tot oor erbij.

Hoe kun je helpen bij erge ruzie?

Ruzie tussen de planeten

Vijf kinderen zijn samen aan het buitenspelen, ze hebben hockeysticks en grote scheppen bij zich als wapens. Twee kinderen (zij spelen agenten van de aarde) staan onder een overkoepelend klimrek en de andere drie (zij spelen de aliëns) proberen de ‘wapens’, die ook onder het klimrek liggen, te pakken te krijgen. Binnen de kortste keren wordt er hevig naar elkaar geschreeuwd. “Nee!”, “wel!”, “nee!”, “wel!” “nee, ik heb het bedacht!”.
Ik weet dat veel mensen zouden denken, “blegh, moet dat nu met die “wapens” en dat geschreeuw, laat ze maar gewoon stoppen hiermee, want dit gaat niet”. Dat dacht ik natuurlijk ook in een fractie van een seconde, maar toen bedacht ik me dat het voor sommige kinderen gewoon heel moeilijk is om om te gaan met kinderen die iets anders willen dan zij. Daarnaast is dit wat ze willen spelen, anders zouden ze zich er niet zó druk om maken. Om die redenen wil ik ze helpen oplossen in plaats van het spel helemaal af te kappen.

Dus ik er op af met een oase van rust om me heen 😉

[met een rustige en duidelijke stem] “Oké, stop, stop, stop. Luister, jullie zijn het duidelijk niet met elkaar eens, maar laat me eens horen wat jullie allebei vinden. X begin jij maar met vertellen.” X: “zij komen de hele tijd in onze kooi, maar dat kan niet, want hier ligt aliëngif en dan gaan ze dood.” “Oké, en Y, wat vind jij?” Y: “daar ligt geen gif! En ik heb het bedacht, dus we kunnen er gewoon bij!” (Heel belangrijk om hun spel serieus te nemen en te kijken hoe het kan worden opgelost) Dus ik zeg: “als jullie het tegenovergestelde vinden dan moeten jullie een middenweg zoeken, een middenweg is een manier die jullie allebei goed vinden, jullie mogen dit helemaal zelf bedenken. Je kan bijvoorbeeld doen dat ze wel op het randje mogen komen van de kooi, maar niet verder.” Dat vonden ze beide goed.
Maar Y zat nog iets dwars. Y: “ik wil ook niet dat zij onze wapens kunnen afpakken, want wij mogen ook niet aan hun zitten”. X: “jawel, want wij kunnen wel aan jullie zitten” Y: “nee dat is niet eerlijk!” [ik, nog altijd met een strak gezicht] “Oké, jullie kunnen ook doen dat jullie elk derde wapen dat je te pakken hebt naar een schuilplaats moeten brengen. En daar mogen de wapens wel worden gepakt”. X vond het een goed idee, Y niet. Toen heb ik benadrukt dat het maar een voorbeeld was, en dat ze zelf iets mochten bedenken wat ze allemáál goed vinden. Ze hebben er met elkaar over gepraat tot ze het met elkaar eens waren. Ik heb ze daarna duidelijk complimenten gegeven over het goed praten met elkaar over wat ze wilden.
Het spelen ging vanaf toen super goed. En af en toe vraag ik dan hoe het gaat en het ging “goed!”

Tips and trics

Ik heb dus geprobeerd niet te letten op het geschreeuw, maar echt geluisterd naar wat ze met dit gedrag bedoelden. Blijkbaar waren ze zo enthousiast over hun eigen manier dat het nodig was om te schreeuwen om hun zin te krijgen. Probeer kinderen iets bij te brengen, hoe het beter kan. In dit geval, zoeken naar een middenweg als je beide totaal iets anders wilt. En daar rustig over praten met elkaar, en samen oplossingen bedenken. Geef daarnaast positieve aandacht als het goed gaat, zodat ze ook beseffen dat ze goed aan het spelen zijn. En niet alleen aandacht krijgen als het mis gaat, want geloof mij, dan zal het nog vaak mis gaan.

Hoe kan je kinderen op een verantwoorde manier laten stoeien?

1, 2, 3, Go!

Twee lieve, slimme jongens van 5 en 7 jaar hebben redelijk vaak ruzie met elkaar en vechten dan om de kleinste dingen. Nu is het zo dat ze het waarschijnlijk ook niet heel erg vinden om te vechten, sterker nog, ze lokken het steeds weer uit om wéér een potje te kunnen vechten. Ze vinden het blijkbaar leuk om fysiek contact te hebben en te vechten. (goh, bij welk jongetje heb ik dat nou eerder gehoord?) De manier waarop ze vechten loopt echter vaak uit op huilen.

Ik ging ermee aan de slag toen ik bij hen kwam oppassen. We waren lekker aan het eten en ik zei ze dat we na het eten de salontafel wel aan de kant konden zetten, zodat ze konden stoeien op het dikke kleed in de woonkamer. Ik vroeg hen of ze dat leuk zouden vinden. (vraag altijd aan kinderen wat zij ervan denken, ga niet zo maar een leuk idee opdringen) Ze vonden het gelukkig een heel leuk idee.
Dus na het eten gingen we aan de slag. Ik gebruikte de zin: “ik heb wat sterke jongens nodig om de tafel aan de kant te zetten” zodat ze daarmee hielpen. En we legden nog wat extra kussens neer voor een zachte ondergrond. (het kan ook op een tweepersoonsbed trouwens)

Ik ging erbij zitten en legde de regels uit;

  • Je pakt elkaar bij de armen en probeert elkaar om te duwen
  • Je mag de ander pootje haken
  • Wie het eerst de ander op de grond heeft gekregen krijgt een punt
  • We gaan tot de tien punten
  • Je mag niet slaan
  • Je mag niet schoppen
  • Je mag niet knijpen
  • Je mag niet bijten
  • Je mag niet krabben
  • Alleen maar worstelen dus, anders krijgt de ander een punt. Zet hem op!

Ik telde af: 1, 2, 3 go! En daar gingen ze, ze hadden de grootste lol. En zodra er iemand toch sloeg gaf ik de ander gelijk een punt, “één punt voor X, want je sloeg!” En dat werd meteen geaccepteerd, want de regels waren duidelijk vastgesteld vooraf.
Nadat iemand had gewonnen wilden ze het nog één keer doen en dat mocht van mij, maar wel heb ik toen alvast aangekondigd dat we daarna de tafel weer zouden terug zetten, iets zouden drinken en een boekje, voor het slapen gaan, zouden gaan lezen. En ook dit ging prima, ze waren namelijk al uitgeraasd.

Ik hoorde later van hun moeder dat het wel had gewerkt, maar dat ze dit eigenlijk met regelmaat moeten doen, of dat ze meer met hun vader moeten stoeien. Anders komt het vechten, op de minder fijne manier, gewoon weer terug.